Broeders van O.-L.-V. Van Barmhartigheid

In de eerste jaren van zijn priesterschap ging de aandacht van Victor Scheppers vooral naar armenzorg en onderwijs. Vader Scheppers wenste niet dat zijn zoon zich in een parochie zou vestigen. 

Middag- en zondagsschool

Daarom maakte de jonge priester zich vanuit het ouderlijk huis dienstbaar. Hij werd in de Sint-Romboutsparochie aangesteld als inspecteur van het catechismusonderwijs, dat toen door meerdere personen in hun eigen huis werd gegeven. Hij was ook een graag beluisterd predikant en een drukbezochte biechtvader.

In 1835 richtte hij een middag- en zondagsschool voor kinderen en jonge arbeiders op in een huis dat door zijn vader in de Begijnenstraat werd uitgerust. Hij gaf er zelf les of kwam er op bezoek om een praatje te slaan en de kinderen te belonen met snoep of vioolspel.

Dagschool

Aartsbisschop Sterckx bracht regelmatig een bezoek aan de school, die uitgroeide tot een dagschool. Op het buitenverblijf van de familie - het kasteel Tivoli langs de Antwerpsesteenweg - gaf Scheppers les aan kinderen uit de buurt. Als waardering voor zijn diensten werd hij door Sterckx in 1835 tot erekanunnik benoemd.

Scheppers droomt van een broedergemeenschap

In de loop van de jaren 1830 groeide bij Scheppers de wens om, door de stichting van een broedergemeenschap, de vroomheidbeleving en de zorg voor de naaste te bevorderen.

De opkomst van nieuwe gemeenschappen van zusters en van broeders was een van de karakteristieken van het katholieke reveil onmiddellijk na 1830. Broeder -en zustergemeenschappen speelden een belangrijke rol in de hulp aan de armen, de ziekenverpleging, de zorg voor behoeftige bejaarden en het onderwijs.

Oprichting van een kloostergemeenschap

Sommige congregaties, zoals de zusters van de Voorzienigheid, deden ook dienst in gevangenissen en droegen op die manier bij tot de humanisering van het gevangeniswezen.

Edouard Ducpétiaux, inspecteur-generaal van de gevangenissen

Naar verluidt was vooral de confrontatie met de verwaarlozing van de gevangenen in Vilvoorde, waar de jonge kanunnik in 1837 het lof ging zingen, de concrete aanleiding tot de oprichting van een kloostergemeenschap. Scheppers kon daarbij rekenen op de steun van zijn aartsbisschop en van Edouard Ducpétiaux.

Vader Scheppers evenwel vond het plan van zijn zoon te vermetel en was niet bereid hem financieel te steunen. Via het stadsbestuur van Mechelen en het Antwerpse provinciebestuur bekwam Scheppers van de minister van Justitie een financiële tussenkomst voor de opleiding van de broeders voor de verpleging en de bewaking van de gevangenen. 

Financiële steun

Bij KB van 13 december 1838 werd een toelage van 5000 fr. toegekend. Voor Scheppers betekende dat een cruciale financiële steun in de oprichtingsfase van de congregatie. Het gaf hem de mogelijkheid zijn droom te realiseren en financiële moeilijkheden te overbruggen.

In het begin van de jaren 1840 zou hij gebruik maken van een groot deel van de erfenis van zijn vader en van een kinderloze tante om de huisvesting en vorming van de broedercongregatie te verzekeren.

Twee congregaties

Op 25 januari 1839 werd de congregatie van de Broeders van O.-L.-Vrouw van Barmhartigheid opgericht. Tot zijn overlijden in 1877 bleef Scheppers Vader-stichter en algemeen overste van de congregatie.

In 1854 stichtte hij de congregatie van de Zusters van O.-L.-Vrouw van Barmhartigheid. Naast zorg voor de twee congregaties was hij actief in tal van vrome en liefdadige verenigingen.

Bron : SCHEPPERS, ONZE SCHOOL door An Hermans en gedrukt in 2002.