Zoals andere tijdgenoten-stichters van religieuze instituten had Scheppers niet alleen oog voor een congregatie voor mannen, maar ook één voor vrouwen.
De kern van de zustercongregatie
De kern van de zustercongregatie werd gevormd door een groep die al vóór 1830 samenkwam. Vanaf 1819 verenigden enkele vrome jonge vrouwen zich onder de leiding van kanunnik Hendrik Crabb, de pastoor van Sint-Rombouts.
Toen die in 1842 een reis naar Rome ondernam, vertrouwde hij de begeleiding van de groep toe aan zijn vriend Scheppers. Dat contact was voor Scheppers de aanleiding om stapsgewijs de stichting van een zustercongregatie aan te vatten.
Toekomstige zusters in de Begijnenstraat
In 1844, onmiddellijk na het vertrek van de broeders naar het verbouwde klooster aan de Melaan, liet hij de toekomstige zusters hun intrek nemen in de Begijnenstraat. Zij leidden er een leven in gemeenschap.
Congregatie van de zusters erkend
Op 9 november 1854 werd de Congregatie van de zusters van O.-L.-Vrouw van Barmhartigheid erkend door kardinaal Sterckx. Zeventien zusters ontvingen het kloosterkleed.
Catherina Perée werd de eerste overste.De congregatie ging zich vooral toeleggen op onderwijs en zorg voor zieken en bejaarden. Decennialang verzorgden zij het bewaarschoolonderwijs in Mechelen. Naast het huis in de Begijnenstraat openden zij ook een vestiging in de Drabstraat.
Lorette-school
De lagere school voor meisjes die in 1860 in de Begijnenstraat werd geopend, groeide uit tot de Lorette-school, met kleuter- en lagere school en secundair onderwijs. De zusters konden na enkele jaren uitzwermen naar andere lokaliteiten, o.a. Walem en Halle.
Een erkenning van de congregatie door de paus werd nooit aangevraagd. Op het einde van de 20ste eeuw zag de congregatie zich genoodzaakt haar activiteiten stop te zetten.
Bron : SCHEPPERS, ONZE SCHOOL door An Hermans en gedrukt in 2002