Op 20 maart 1879 kwamen de eerste drie broeders naar de wijk Beirstoppel, gelegen op de linkeroever van de Schelde te Wetteren om er een weeshuis te leiden. Het werd het bloeiende Scheppersinstituut dat oorspronkelijk Sinte-Barbaragesticht heette.
Begin 21ste eeuw
In 2004 vierde het Scheppersinstituut in Wetteren zijn 125ste verjaardag. In 2018 telt het instituut 242 personeelsleden en 1571 leerlingen, verspreid over twee vestigingen en verdeeld als volgt: 137 kleuters, 245 lagere-school-leerlingen en 1189 leerlingen in de technische school. Om al die leerlingen op te vangen werd er de laatste jaren voortdurend gebouwd en aangepast.
Nieuw hoofdgebouw en werkplaatsen
In de zomer van 1992 sloopte men een gebouw uit 1898, dat tot daarvoor de administratieve diensten en een deel van de keuken herbergde. In februari 1994 was de nieuwbouw die op die open ruimte werd opgetrokken voltooid. Daarin was er plaats voor een nieuwe receptie, kantoren, nieuwe hoofdingang, vergader- zalen, polyvalente zaal/restaurant, computerklassen, wetenschapslokaal en een modern ingerichte keuken.
In mei 1995 startte de bouw van twee werkplaatsen die elk 900 m² groot moesten worden. In 1996 werd een nieuw loods gebouwd voor de tuinbouwafdeling.
Nieuw voetbalveld en nieuwe speelplaats
In 2001 werd aan de noordzijde van het instituut langsheen de Stooktestraat een nieuw voetbalveld aangelegd. Eind 2003 werd de speelplaats van de technische school heraangelegd. Het oude sanitair blok werd gesloopt en zitbanken en groenbeplanting kwamen in de plaats. De leerlingen en leerkrachten van de verschillende afdelingen realiseerden een modern sanitair blok en een fraaie bloemen- en plantenbak.
Brand in het instituut en heropbouw
Op zaterdag 24 juni 2000 om 4.30 u s’morgens brak er brand uit in het Scheppersinstituut. De leraarszaal en de luifel gingen in vlammen op. Bovenliggende lokalen waren onbruikbaar en een dertigtal klaslokalen hadden rook- of waterschade.
De leraarszaal werd door de leerlingen en leerkrachten van de afdelingen bouw, houtbewerking, elektriciteit, centrale verwarming en sanitair heropgebouwd in 2003-2004.
Het begon met een buskruitfabriek
Op 20 maart 1879 kwamen de eerste drie broeders naar de wijk Beirstoppel, gelegen op de linkeroever van de Schelde te Wetteren. De geschiedenis van het Sint-Barbara-instituut, nu Scheppers- instituut, begint echter niet in 1879. Het ontstaan van het instituut is immers innig verbonden met de Koninklijke Buskruitfabriek die in 1778 werd opgericht door Jan-Frans Cooppal.
De erfgenamen van Jan-Frans Cooppal, vooral de vier dochters van Theodoor Teichmann en diens schoonzoon Alfons Belpaire en voornamelijk Frederik Belpaire waren bekommerd om de vele weeskinderen die vaderloos werden door ontploffingen in de buskruitfabriek.
Weeshuis voor de weeskinderen van de fabrieksarbeiders
De gezusters Teichmann besloten op de wijk Beirstoppel in de nabijheid van de fabriek een weeshuis te bouwen. Het weeshuis zou onder de bescherming van de H. Barbara geplaatst worden, net zoals de fabriek.
Constant Van Cromphout kwam in 1828 in dienst van Cooppal en was van 1842 af directeur van de fabriek. Samen met de eigenaars die in Antwerpen verbleven , waren hij en zijn vrouw (moeder der wezen genoemd) de stuwende kracht ter plaatse.
In 1876 gaf de beheerraad van Cooppal en Cie. opdracht aan bouwmeester Arthur Verhaegen te Gent plannen te maken voor het bouwen van een kapel, een woning voor de aalmoezenier en een eerste vleugel met klaslokalen en slaapzaal.
Op 16 april 1876 werd de eerste steen gelegd door Mgr. Bracq, bisschop van Gent. In zijn gelegenheidstoespraak, die hij nota bene in het Nederlands hield, beloofde Mgr. Bracq de stichting onder zijn bescherming te nemen. Hij schetste verder het doel dat hij voor ogen had: kosteloos onderwijs aan mannelijke kinderen van werklieden en personeel van Cooppal en eventueel in de toekomst ook aan andere kinderen.
Broeders gevraagd voor het weeshuis
Begin september 1878 schreef Mgr. Bracq aan de Generaal Overste van de broeders met het verzoek hem broeders te zenden voor het bestuur van het weeshuis. Mgr. Bracq vermeldde verder dat de kapel bijna voltooid was en dat gewacht werd met de plannen voor de bouw van de klaslokalen en andere gebouwen op raad en aanwijzing van de broeders zelf. Op 1 december herhaalde Mgr. Bracq zijn verzoek.
Hij zinspeelde in dit schrijven erop dat de broeders door de liberale minister Bara, minister van Justitie, uit de gevangenissen van Gent en Aalst waren weggestuurd en dat wellicht nu een ander werk van barmhartigheid voor hen openstond.
Broeder Cassiaan Van Herzele, de eerste verkozen Generaal Overste van de Congregatie,.ging op die uitnodiging in en aanvaardde de leiding van het weeshuis. Van dat ogenblik af zal de naam van de broeders van Scheppers onafscheidelijk verbonden zijn aan het gesticht te Wetteren.
De eerste drie broeders voor het weeshuis
De kapel en de aalmoezenierswoning zijn voltooid; maar de gebouwen waarin de klaslokalen zullen ondergebracht worden zijn echter nog niet volledig afgewerkt als de eerste drie broeders te Wetteren aankomen. Het zijn broeder Emmanuel De Cort (de eerste directeur) , broeder Alfons Platner en broeder Frederik Goethals, die tot zijn overlijden in 1902 voor de keuken zou instaan.
De buskruitfabriek stond dadelijk de oude kantoren af in bruikleen. Het gelijkvloers werd gebruikt als klaslokalen en de eerste verdieping als klooster Er werd gestart met drie klassen van elk twee studiejaren.
De eerste weeskinderen
Alfons Hooghewijs, de gekende broeder Prosper, was het eerste weeskind dat werd ingeschreven in het Gesticht en dit op 8 juli 1879. Per 1 oktober 1879 kwamen Antoon De Meerlaer en Lodewijk Vloeberghs hem vervoegen.
Uit het dagelijks reglement van die prille dagen leren wij o.a. dat de ouders of voogden moesten waarborgen dat de wezen zolang in de instelling zouden blijven tot ze, èn de lagere school hadden doorlopen èn daarna grondig een vak zouden leren.
Bakkerij en hoeve
Er werd geen schoolgeld gevraagd aan de externen, alleen in het weeshuis werd een jaarlijks internaatsgeld gevraagd van 250 fr. (voor onderdak, voeding, kleding, was en reparatie). Als aansporing werd er aan de leerlingen een werkloon uitbetaald, waarvan een deel op een spaarboekje van de leerling werd geplaatst, een deel voor de ouders of voogd was bestemd en een deel als steun voor de inrichting werd beschouwd. De werkhuizen moesten meehelpen voor onderhoud en uitbreiding der gebouwen.
Met de lagere afdelingen werd begonnen in augustus 1879. Nog datzelfde jaar werd een eigen bakkerij in gebruik genomen en werd op aandringen van Mgr. Bracq een aanvang gemaakt met de uitbouw van een hoeve (met twee koeien).
Kleermakerij, schoenmakerij en wasserij
Slechts één jaar later werden de eerste afdelingen beroepsopleiding opgericht: kleermakerij en schoenmakerij. Meteen deden de eerste lekenleraars hun intrede: Abel Van De Mergel als schoenmaker en Achiel De Corte als kleermaker.
Datzelfde jaar kwam broeder Bonaventuur zijn medebroeders vervoegen te Wetteren en werd aangesteld als toezichter . Het jaar nadien (1881) kwam broeder Egidius Van Horebeke, die later privé-secretaris van Kardinaal Mercier zou worden, in de plaats van broeder Alfons Platner. Tegen het einde van dat jaar werd ook een eigen wasserij operationeel.
Hovenierderij
In 1876 stichtte Constant Van Kerkvoorde (1836-1905) een boom- en bloemteeltkring. Het is door toedoen van deze kring en met de bescherming van de familie Teichmann en de goedkeuring van Mgr. Bracq dat de afdeling Tuinbouw werd opgericht: een beroepsafdeling Hovenierderij.
De eerste directeur werd broeder Simon De Roy, onderwijzer en bekwaam hovenier, zoon van een gekende tuiniersfamilie uit St. -Katelijne -Waver. Een bronzen afbeelding van broeder Simon prijkt nog steeds tegen de voorgevel naast de ingang van de kapel aan de Cooppallaan.
Snelle groei van de tuinbouwafdeling
Het leerlingenaantal van de tuinbouw- afdeling ging pijlsnel de hoogte in en broeder Rombaut Obbens kwam broeder Simon helpen voor de cursussen plantkunde, scheikunde en voor demonstratielessen. Spoedig kreeg de tuinbouwschool haar eigen lokalen en werden ook de teeltgronden uitgebreid.
In 1886 werd een aanvraag tot uitbreiding van het gebouwencomplex ingediend en aanvaard door Mgr. Lambrechts, hulpbisschop van Gent. Het betrof de plannen voor de bouw van de huidige refters van de lagere school en het bureau van de directrice, de vroegere klassen van de lagere school op de eerste verdieping en de ziekenzaal, de gebouwen die dus samen met de kapel en het klooster de speelplaats van de lagere school omsluiten.
Breder publiek voor het internaat
In 1886 werden voor het eerst in het internaat kinderen aanvaard die geen relatie hadden met de firma Cooppal. Hierdoor werd het internaat voor andere weeskinderen en verlaten jongens toegankelijk.
Op 24 mei 1887 werd het grote glasraam boven het koor in de kapel aangebracht, voorstellend de litanie van O.-L.-Vrouw. Diezelfde dag kwamen broeder Florent Labarre en broeder Gregoor Vinck naar Wetteren: deze laatste vervangt broeder Emmanuel als directeur van het Instituut. Enkele maanden nadien werd ook het hoogzaal van de kapel in gebruik genomen.
Meer broeders voor een groeiend instituut
In 1891 telde de lagere school zes klassen en in 1892 verbleven reeds 130 wezen in het instituut. Van datzelfde jaar af stonden de beroepsafdelingen open voor alle kinderen van het personeel van de fabriek als externen. In 1894 werd de heer Louis Schepens als tuinbaas aangesteld in de Hovenierderij : hij stond in voor praktijk en bijenteelt.
Door het gestadig aangroeien van het aantal weeskinderen in de instelling en van de leerlingen van de lagere school, de tuinbouwschool en de beroepsschool kwamen steeds meer broeders naar Wetteren om de zorgen en de opvoeding van de jeugd op zich te nemen.
Middelbare School St.-Pieter
In 1894 besloot Frederik Belpaire, echtgenoot van Maria Teichmann, voorzitter van de raad van beheer van Cooppal en Cie, een middelbare school voor de Wetterse burgerkinderen op te richten. Om dit te verwezenlijken kocht de firma Cooppal het grote notarishuis met bijhorend park van de heer Leirens, gelegen aan de Dendermondsesteenweg, nu Wegvoeringstraat.
Onmiddellijk werden de verbouwingswerken aangevat. De broeders van Scheppers werden verzocht ook de leiding van deze school op zich te nemen. In de zomer van 1895 waren de verbouwingswerken aan het notarishuis beëindigd en in september werden de eerste lessen gegeven. Broeder Luciaan Wallemans, eerste directeur, was ook onderdirecteur van het St.-Barbara-Instituut. De Middelbare School St.-Pieter (thans St.-Franciscuscollege) was een feit.
Uitbreiding gebouwencomplex
In 1897 besloot de beheerraad van de firma Cooppal tot uitbreiding van het bestaande gebouwencomplex, bevattende een werkplaats voor de op te richten afdeling Houtbewerking, een werkhuis voor de Kleermakerij en de Schoenmakerij, een wasplaats en een slaapzaal voor de leerlingen.
Directeur van de afdeling Houtbewerking werd de Heer Jozef Debosscher, bouwkundig aannemer uit Heusden, die reeds vroeger voor de firma Cooppal werk had geleverd. Hij bleef verder voor eigen rekening werken en door de vele opdrachten vanwege de firma Cooppal was er een grote verscheidenheid zowel in lessen als in constructies. Gelijktijdig met Jozef Debosscher werd ook Ivo Pasques aangesteld als leraar Houtbewerking.
Modelboerderij
Op aanraden van de toenmalige inspecteur van Landbouw, ingenieur Paul De Vuyst, besloot de Congregatie van de broeders van Scheppers in 1899 de gronden achter de aalmoezenierswoning aan te kopen; een windmolen opgetrokken op deze gronden werd er als aardigheid bijgenomen.
Op eigen kosten werden een reeks gebouwen opgetrokken voor het onderbrengen van de boerderij. In het jaar 1900 werden de gebouwen voltooid. Het werd een boerderij die model zou staan voor vele bedrijven in het Vlaamse Land. Uit de annalen van die tijd vermelden we welke bestemming men aan die gebouwen had gegeven:
een zwijnenstal: acht hokken met voedergang; een gewelfde koestal met veertien staanplaatsen en een voederij, een paardenstal: twee staanplaatsen met voedergang; een melkerij; een kaasmakerij; twee kelders; een brouwerij: met machinekamer, bras- en afkoelplaats, een bureel en twee gistingskelders; een maalderij: kelder en gelijkvloers, twee verdiepingen en zolder voor graan met een productiecapaciteit van 40 zakken bakmeel en het nodige moutmeel voor de brouwerij; verder waren er nog voorraadzolders, magazijnen, een ziekenstal en een kippenhok; een slachthuis; een bakkerij; een handweverij met drie handgetouwen voor winterwerk; een smidse en een schrijnwerkerij voor herstellingen.
Uitbreiding Middelbare school Sint-Pieter
Bij het begin van het schooljaar 1902-1903 werd broeder Simon, naast directeur van de Tuinbouwschool, ook algemeen directeur. Broeder Rombaut verliet St.-Barbara, om samen met de broeders Valentijn, Benedictus, Ladislaus en Elzear bij de Middelbare School St.-Pieter in het centrum van Wetteren een afzonderlijke communiteit op te richten.
Nadat in 1905 reeds een klas was bijgebouwd op St.-Pieter werd het jaar nadien een aanvang gemaakt met de bouw van een nieuwe verdieping boven de bestaande klassen. De nodige financiële middelen werden ter beschikking gesteld door een weldoener uit Dendermonde, die onbekend wenste te blijven.
Nieuwbouw lagere school
De Lagere School was dringend aan nieuwe en ruimere lokalen toe. Plannen werden ontworpen en in 1911 werd de eerste steen gelegd van zes klassen en een feestzaal (momenteel klassen lagere school gelijkvloers en feestzaal-turnzaal). De eerste steen werd gelegd door juffrouw Martha Libbrecht, dochter van Henri Libbrecht, directeur van de Cooppalfabrieken, voor wiens rekening de bouw werd opgetrokken door aannemer Alfred Braeckman.
Tuinbouwschool breidt uit
In 1913 vóór de aanvang van het nieuwe schooljaar, kwam broeder Hilaire Peeters naar Wetteren. Hij was voordien onderwijzer te Scherpenheuvel en stamde uit een tuiniersfamilie uit Vilvoorde. Hij zou naam en faam verwerven in Wetteren en omstreken, en de Tuinbouwschool naar een ongeëvenaarde hoogte tillen.
Onder zijn stuwende kracht en met goedvinden van broeder Simon, werd onmiddellijk begonnen met de aanleg van een nieuwe groentetuin, werd een kleine modelbloemisterij opgericht en werd een nieuwe grote kwekerij aangelegd. Datzelfde schooljaar werd ook architect Frans Van Severen benoemd als leraar tuinaanleg.
De eerste wereldoorlog
Begin 1914, meer bepaald op 25 januari, vierde de Congregatie de 75ste verjaardag van haar stichting. Maar in datzelfde jaar werd België op 4 augustus onder de voet gelopen door het Duitse leger van keizer Wilhelm II ... . St.-Barbara telde op dat ogenblik 320 internen. Bij de aanvang van het krijgsgeweld vluchtten vele wezen en de meeste broeders naar Watervliet.
Broeder directeur Simon De Roy bleef echter te Wetteren, wat hem noodlottig zou worden. Het personeel van St.-Pieter ruilde het overrompelde België voor het veiliger Engeland; vele internen van St.-Barbara volgden dit voorbeeld. Het terugtrekkend Belgische leger had zich schrap gezet op de linkeroever van de Schelde.
St.-Barbara werd een kazerne; voor korte tijd echter want de Duitse pletwals werd niet gestuit door deze stroom. Nog vóórdat het eerste schot werd gelost had het Belgische leger de lokalen van St.-Barbara ontruimd en een compagnie Duitse pontonniers werd er ingekwartierd.
Door de daaropvolgende vijandelijkheden werd de brug over de Schelde vernietigd. Dit feit was er de oorzaak van dat broeder Jaak Massart, gevlucht uit Scheppers-Mechelen en in St.-Barbara overleden op 28 november 1914, begraven werd op het kerkhof van Wetteren-ten-Ede.
Overleven tijdens wereldoorlog I
Wetteren lag in het dicht toegegrendelde Etappengebied, dit is het gebied achter het front, waar rustplaatsen en verplegingsdiensten ingericht werden. St.-Barbara werd gedeeltelijk ingenomen door het bejaardenhuis van Roeselare en nadien ook door dat van Wetteren, beide opgeëist door de bezetter.
Er waren nog een tachtigtal wezen in St.-Barbara; voor de meesten werd geen kostgeld meer betaald. De rantsoenering was gebrekkig, de winter streng, de steenkolen zeldzaam, de financiële toestand wanhopig en de deportaties van jongeren naar Duitsland namen in omvang toe.
Niettegenstaande dit alles, werden met alle gebrekkige middelen vandien, de lessen voortgezet en trachtte men doorheen de oorlogsjaren te komen: de hoeve en de tuin voorzagen gedeeltelijk in de voedselbevoorrading.
Een bos canada's van 1,5 ha. gelegen langs de Stooktestraat werd afgezaagd om als brandstof te dienen. Op het omgehakte bos werden aardappelen geplant met éénoogstekken uit rantsoeneringsaardappelen gesneden. In de tuin werden tabak en graan gekweekt. Van de opbrengst van de tabak werden nadien 20000 kg. aardappelen aangekocht. Geen duimbreed grond bleef onbeplant.
Deportatie ongedaan gemaakt
Vanaf eind 1916, begin 1917 namen de deportaties naar Duitsland toe. Vele grotere jongens, ook internen, bleven weg uit de lessen uit vrees opgepikt te worden. Op zekere dag werd het instituut omsingeld door gewapende soldaten. In de kortste tijd moest iedereen klaar zijn om te vertrekken. Allen werden opgesloten ergens in Laarne. Twee broeders vergezelden de groep jongeren vrijwillig.
Intussen had een broeder zich begeven naar de hogere Duitse overheid en deze was terdege geprikkeld omdat men haar voorbij was gegaan. Ze gaf strikt bevel de opgeëisten vrij te laten. 's Anderendaags hadden onze leerlingen al een andere groep jongeren moeten vervoegen van ca. 200 Gentenaars, die onder Duitse geleide de steenweg naar Dendermonde opstapten. Hier ontmoette de broeder hen en toonde de zeer onthutste officier het bevelschrift, waarop deze riep: "Ge moogt allen teruggaan".
Einde van de Sint-Pietersschool
1916 betekende het einde van de aanwezigheid van de broeders in St.-Pieter. Sinds lang wenste de kerkelijke overheid in Wetteren een bisschoppelijk college te bezitten. Na enige verwikkelingen is de overgang naar het bisdom zonder onderbreking van de lessen gerealiseerd.
Drukkerij en hoevebrand in 1920
In 1920 werd de brouwerij omgevormd tot een drukkerij onder de leiding van de broeders Gabriël Goethaert en Polvcarp Rosier. Reeds na enkele maanden werd deze afdeling erkend. Voordien waren ook de Tuinbouwschool, de Kleermakerij, de Schoenmakerij en de Houtbewerking erkend. Dit betekende dat er voor alle bestaande afdelingen van St.-Barbara toelagen werden verleend.
Tijdens de grote vakantie van 1920 brak er brand uit op de boerderij: voeder- en graanvoorraden gingen volledig in de vlammen op; het vee kon evenwel gered worden. Tot overmaat van ramp was de verzekeringspremie na de oorlog niet aangepast, waardoor slechts zeer weinig van de schade werd vergoed.
Tuinbouwschool centrum van voorlichting
1923 werd een baanbrekend jaar, niet alleen voor St.-Barbara maar, onder de stuwende kracht van br. Hilaire, voor geheel Vlaanderen. In dit gezegend jaar werd gestart met een leergang in nutpluimveeteelt. In de boomgaarden werden doelmatige hoenderhokken gebouwd.
Na korte tijd werd de Middelbare Tuinbouwschool van Wetteren een centrum van voorlichting en informatie: eerst voor de omstreken, nadien voor de ganse provincie en uiteindelijk voor het hele Vlaamse land. De bedrijfskippenhouderijen brachten niet alleen redding in de crisisjaren maar zelfs welstand in menig land- en tuinbouwersgezin.
De tuinbouwschool op de Wereldexpo
In september 1929 had te Gent in het oude Zuidstation de Algemene Land- en Tuinbouwtentoonstelling plaats. De provinciale inspectie verlangde van alle middelbare tuinbouwscholen een methodische voorstelling van het programma door middel van didactisch uitgewerkte lessen. St.-Barbara behaalde er de ereprijs van het middelbaar land- en tuinbouwonderwijs.
Het volgend jaar zou de Wereldtentoonstelling te Antwerpen plaats hebben. Het inrichtend comité sprak tijdens het bezoek te Gent de wens uit dat de tuinbouwschool van Wetteren zou deelnemen aan de Wereldexpo 1930 te Antwerpen.
Maandenlang werd er heen en weer gereisd tussen Wetteren en Antwerpen-Zuid. Dagelijks te 8 uur vertrokken leerlingen en leraars, aangevoerd door broeder Hilaire, met een trein, waaraan twee supplementaire rijtuigen waren toegevoegd. Na maanden hard zwoegen was de karwei geklaard.
De modeltuin werd een succes; de tuinbouwschool het onderwerp van menige conversatie. Broeder Hilaire mocht tientallen gouden en zilveren medailles in ontvangst nemen.
Stroom bezoekers naar Wetteren
Het succes op de Wereldexpo te Antwerpen had als gevolg dat vele prominenten, uit binnen- en buitenland, de school wilden bezoeken. Onder hen de Egyptische Minister van Landbouw Z. Exc. Zakgel Ihachi, vergezeld van de directeur-generaal van het Ministerie van Landbouw, de heer De Vuyst; de Minister van Landbouw van Roemenië; …
Ook de Italiaanse gravin Contessa Valentina Visconti di Saliceto kwam op bezoek. Ze wilde zelfs één van haar eigendommen (gelegen te Monferato, nabij Milaan) ter beschikking stellen van de broeders om er een tweede St.-Barbara van te maken. De oversten hebben dit voorstel niet aanvaard.
Geen enkele land- of tuinbouwschool uit België verzaakte het een bezoek te brengen aan Wetteren, met de bedoeling alle mogelijke informatie in te winnen. Door de successen behaald te Antwerpen ontstond tevens een drukke correspondentie tussen. Wetteren en de vele geïnteresseerden : de Minister van Landbouw vroeg prospectussen en programma's van de school; hetzelfde werd eveneens aangevraagd door de directie van de Landbouwschool van Genève, Zwitserland.
Op de plaats waar het vroegere serrecomplex stond werd een Vlaams-Hollands architectoriale siertuin aangelegd met bassin, fonteinen en pergola's, naar een ontwerp van broeder Hilaire. Mgr. Coppieters, bisschop van Gent, was een der eersten die dit oogstrelend meesterwerk mocht aanschouwen tijdens zijn bezoek aan de school.
Gouden jubileum tuinbouwonderwijs
Op 9 april 1933 had de jubileumviering plaats van 50 jaar tuinbouwonderwijs op St.-Barbara. Tijdens de ontvangst op het gemeentehuis door burgemeester Duchateau, werden broeder Generaal Overste en broeder Hilaire vereremerkt. Broeder Generaal was niemand minder dan broeder Chrysostoom Landuyt, oud-leerling en oud-directeur van St.-Barbara. Bij die gelegenheid werd door de drukkerij van de school een herinneringsalbum uitgegeven.
In de jaren na de Antwerpse Expo lagen nog meer roem en lauweren klaar voor broeder Hilaire en zijn tuinbouwschool. We vermelden enkel de voornaamste: Gentse Floraliën 1933; Interprovinciale Fruittentoonstelling te Gent 1934; Wereldtentoonstelling te Brussel 1935; Internationale Tentoonstelling te Parijs 1937; Gentse Floraliën en Internationale Tuinbouwtentoonstelling te Wetteren 1938.
Weer bouwen
Gebrek aan klaslokalen en werkhuizen noopte de broeders voor de zevende maal plannen te maken voor de uitbreiding van de gebouwen. In het schooljaar 1936-1937 was het leerlingenaantal immers gestegen tot131 in de vakschool en 74 in de tuinbouwschool.
Het gebouw van 1926 werd verlengd met drie klaslokalen op het gelijkvloers en drie op de eerste verdieping; haaks hierop werd het nieuwe werkhuis voor de Houtbewerking gebouwd. De nieuwe bouw werd echter na de winter van 1939 onafgewerkt stilgelegd.
Tweede Wereldoorlog
Op 10 mei 1940 werd België in een nieuwe wereldoorlog gestort. De lessen werden gestaakt en de internen naar huis gezonden. Vele huisgezinnen vluchtten naar Frankrijk; de meeste broeders vergezelden hen. Slechts zes bleven er te Wetteren: broeder overste Gelaas Smits; broeder Claudius Bosschaert directeur van de vakschool; broeder Hilaire Peeters directeur van de tuinbouwschool, en de broeders Benedictus Michiels, Florimond Rosier en Polycarp Rosier.
St.-Barbara zorgde voor brood, een stortbad en slaapgelegenheid voor allen die er op hun doortocht aanklopten. Een zware Belgische batterij had opdracht de Duitse opmars tussen Dendermonde en Kwatrecht te stuiten. Slechts vier dagen hield zij stand. Wetteren was bezet gebied en het oorlogsgeweld woedde nu in alle hevigheid over de Westhoek. De nutteloosheid van verdere weerstand inziende, capituleerde Koning Leopold III op 28 mei.
Een relatieve kalmte heerste over Wetteren en vele vluchtelingen kwamen terug. De leerlingen werden verzocht hun studiën te hervatten. Velen waren echter te ver van huis om gevolg te kunnen geven aan deze oproep. Toch werden er aan het eind van het schooljaar 1939-1940 eindexamens afgelegd, zij het met enkele weken vertraging.
Steeds meer lokalen werden door de bezetter opgeëist, zodat het nieuwe schooljaar 1940-1941 in eerder verwrongen omstandigheden startte. De grote vakantie werd verlengd tot begin oktober, mede door het feit dat de nieuwbouw nog steeds niet afgewerkt was. Op 2 oktober werden de nieuwe lokalen in gebruik genomen en werd een aanvang gemaakt met de verhuis van de werkplaats voor Houtbewerking.
De winter van 1942-1943 was zeer streng, met felle nachtvorst en veel sneeuwval. En het was nog steeds oorlog. Aan de leerlingen werden kosteloze bedelingen gedaan van vis, olie, vijgen, sojakoeken en vitaminen. Stadskinderen kwamen op initiatief van de organisatie Winterhulp een volle maand versterking opdoen in St.-Barbara. Dag en nacht stonden de broeders aan hun zijde en begeleidden hen bij sport, spel en wandelingen en zorgden ervoor dat het dubbel rantsoen, waarop ze recht hadden, werd verorberd.
Slag bij Sint-Barbara
Op verzoek van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en bij monde van Mgr. Coppieters werden alle katholieke scholen gevraagd de lessen stop te zetten gedurende de maand mei 1944 : wegens zware bombardementen van de geallieerden werden veiligheidshalve de leerlingen verzocht thuis te blijven. De laatstejaars-leerlingen kwamen af en toe naar school en ontvingen er de richtlijnen ter voorbereiding op hun eindexamens die plaats zouden hebben op 2 augustus.
Op 6 juni, 1944 ontscheepten de geallieerden op de kusten van Normandië. Na hardnekkige gevechten weken de Duitsers en op 4 september reden de eerste Engelse tanks Wetteren binnen.
In de vroege morgen van 6 september trachtte een Duitse compagnie over de wijk Beirstoppel de Scheldebrug te bereiken. Een Engelse tankafdeling belette hen dat en de ganse dag werd er hevig strijd geleverd in de buurt van St.-Barbara. Vier graanmijten gingen in de vlammen op, houwitzergranaten sloegen grote bressen in de. muren van de kapel, de boerderij en de drukkerij. In de vooravond gaven de Duitsers zich over; de ganse buurt leek een verlaten slagveld.
Groei van het instituut
Bij de aanvang van het schooljaar 1946-1947 telde St.-Barbara 595 leerlingen, waarvan 108 voor de tuinbouwschool, 127 voor de vakschool en 360 voor de lagere school.
De boerderij van St.-Barbara bleek vanaf 1947 verlieslatend te zijn, de vele medailles en onderscheidingen voor het rundvee ten spijt. Alle koeien en stieren werden van de hand gedaan. De crisis was amper in haar beginstadium, zodat in enkele maanden tijds ook alle andere werkzaamheden op de boerderij gestaakt werden.
Waar zich nu de inrijpoort en de receptie van het Technisch Instituut bevinden, stonden in die dagen drie kleine woonhuizen, eigendom van de firma Cooppal. Deze huizen waren min of meer omsloten door het gebouwencomplex van tuinbouw- en vakschool. Op 3 juni 1947 werd een eerste huis aangekocht door de broeders. Met het oog op een verdere uitbreiding der lokalen, was het verwerven van deze woonhuizen onontbeerlijk. Nog voor de winter werden de twee andere woonhuizen met bijhorende gronden aan de Beirstoppelstraat aangekocht.
De afdeling Fijnbakkerij werd bij het begin van het schooljaar 1949-1950 opgeheven, ondanks het feit dat op het einde van het vorige schooljaar nog 31 bakkers het einddiploma behaalden.
Eind 1949 werden de drie aangekochte woonhuizen aan de Beirstoppelstraat in gebruik genomen als klaslokalen voor de vakschool. Een gedeelte van de slaapzalen werd door broeder Valeer omgevormd tot auditorium voor de lessen van natuurwetenschappen.
Modernisering schoenmakerij
Op 18 april 1951 besliste de Bestendige Deputatie van Oost-Vlaanderen voor 100 procent tussen te komen in de aankoop van vijf nieuwe machines voor de Schoenmakerij: een aflapmachine met motor, een zolensplitmachine, een groefmachine, een uitpoetsmachine en een snijmachine.
Bij het begin van het schooljaar 1951-1952 werd besloten de lessen aan de afdeling Drukkerij - typografie te schorsen.
Nieuwe afdelingen
Begin 1952 werden nieuwe plannen gemaakt, gezien de vorige - alhoewel goedgekeurd - niet werden uitgevoerd. Eind februari vatte men dan eindelijk de werkzaamheden aan: 2 werkplaatsen van 25 bij 10 m. bestemd voor de nieuw op te richten afdelingen Mechanica en Elektriciteit.
De vereiste dossiers werden ingediend voor de erkenning van de afdelingen Metaalbewerking en Elektriciteit, voor de erkenning van 2 voorbereidende jaren. gemeenschappelijk voor beide afdelingen en voor de reclassering van de Kleermakerij en Schoenmakerij. Hier begon de steile opgang van de technische school.
In de zomer van 1953 verleende de Gemeenteraad van Wetteren een toelage van 1000 000 fr. voor de verdere uitbreiding van de school. Het betreft hier het gebouw langs de Cooppallaan.
Directeur Broeder Vital, de bouwheer
In september 1954 werd broeder Vital Pellegrims benoemd tot directeur van de vakschool ter opvolging van broeder Claudius Bosschaert, die de vakschool gedurende 25 jaar had bestuurd
De eerste realisaties van broeder Vital Pellegrims als directeur, golden vooral de tuinbouw: rooien van oude aanplantingen, verplaatsen van serres en rolbakken, een nieuw warenhuis van 500 m² (gerealiseerd door leraars en leerlingen Mechanica), de aankoop van een dienstwagen en de deelname aan de Jaarbeurs der Vlaanderen.
Broeder Vital zou de geschiedenis ingaan als een bouwheer. De eerste symptomen van deze expansiedrang uitten zich reeds in het voorjaar van 1957, toen hij contact opnam met de provinciale overheid voor het bouwen van een turnzaal. een houtloods, een fietsstalling en het aanleggen van een speelplaats. Dit was echter maar een begin: de jaren zouden leren dat nog talrijke bouwprojecten onder zijn kundige leiding zouden worden gerealiseerd.
Tijdens het schooljaar 1957-1958, begonnen met 468 leerlingen, werden volgende bouwwerken uitgevoerd: een nieuwe speelplaats werd aangelegd, nieuwe W.C:s werden in gebruik genomen, de schrijnwerkerij werd doorgetrokken tot aan de Cooppallaan en in de tuinbouw werd een nieuwe geklimatiseerde rozenserre opgetrokken door leraars en leerlingen van de afdeling Mechanica.
Op het einde van dat schooljaar werd de speeplaats plechtig in gebruik genomen met een groots opgezet turngala dat begon op de Grote Markt te Wetteren; waarna men stoetsgewijs, met de harmonie van het Werkmanshuis op kop, naar de school opstapte. Na de sportmanifestatie en de uitreiking der prijzen werd door E.H.D'Hollander, deken van Wetteren, het standbeeld van St.-Jozef, met onder zijn beschermende handen een jonge arbeider, onthuld. Het beeld, uit witte kunststeen gehouwen door de heer De Bruyn uit Aalst, prijkt nog steeds op de speelplaats van onze technische school.
St.-Barbara in volle expansie
In september 1958 was het leerlingenaantal gestegen van 469 naar 547. Dit betekende dat veel nieuwe leerkrachten werden aangeworven en dat ieder jaar opnieuw plannen werden gemaakt voor de uitbreiding der gebouwen. De Kleermakerij nam haar nieuwe werkplaats in gebruik aan de Cooppallaan. en de Schoenmakerij nam haar intrek in de vroegere lokalen van de Kleermakerij.
Op het einde van het schooljaar 1958-1959, toen te Brussel de Wereldexpo 58 doorging, werden te Wetteren andermaal de metsersstellingen opgesteld: boven de smidse werd een werkplaats en een klas voor elektriciteit opgetrokken en boven het bureau van broeder directeur werden eveneens twee verdiepingen bijgebouwd: de eerste verdieping was bestemd als secretariaat en de tweede verdieping als bibliotheek
Per 1 september 1959 werden de schoolpoorten heropend om toegang te verlenen aan 648 leerlingen: een vermeerdering van 101 eenheden ten opzichte van het vorige schooljaar. De bouwwerken waren nog verre van voltooid, waardoor plaatsgebrek hét probleem was bij de aanvang van dat schooljaar.
In november 1959 werd begonnen met de bouwwerken van een nieuwe turnzaal en vóór het schooljaar ten einde liep werden ook de nivelleringswerken voor de grote nieuwbouw aangevat, zodat op dat ogenblik de school één grote bouwwerf was : tegelijkertijd stonden drie bouwrealisaties op stapel. De laatste dagen van dat schooljaar, ter gelegenheid van het tuinfeest, werd door broeder Generaal Overste Jaak De Winter de eerste steen gelegd van de nieuwbouw: een grote zaal, twee ateliers, een auditorium, vier tekenklassen en een twintigtal klaslokalen.
Door allerlei omstandigheden konden de nieuwe klaslokalen per 1 september 1961 niet in gebruik genomen worden. De nood was nochthans groot want het leerlingenaantal was boven de 700 gestegen. Er werd gestart met een afdeling Zwakstroom op het niveau A2.
Bij gelegenheid van het tuinfeest 1962 werd de nieuwbouw ingezegend door Monseigneur De Wilde, missiebisschop, in aanwezigheid van vele geestelijke en burgerlijke overheden. Een turnfeest en een Vlaamse kermis lokten die dag ongeveer 3.000 mensen naar St.-Barbara.
Voor het schooljaar 1962-1963 konden alle nieuwe lokalen worden benut: tekenklassen waren uitgerust, klaslokalen ingericht en werkplaatsen geïnstalleerd. Door de veelheid aan lokalen werd toen het lettersysteem, ter aanduiding van klassen, labo's en ateliers ingevoerd. Het leerlingenaantal bleef iets boven de 700 eenheden schommelen, voorlopig... .
Gastheer en nieuwe naam
In 1964 werd de 125ste verjaardag van de stichting van de Congregatie der Broeders van Scheppers gevierd. Wetteren viel de eer te beurt gastheer te zijn voor het Congres over de parascolaire instellingen: vriendenkringen, ouderverenigingen en.Oud-Ieerlingenbonden van al de broederscholen uit de Belgische Provincie.
Een tentoonstelling Mgr. Scheppers en zijn Broeders en de inhuldiging van een nieuw glasraam in de kapel waren andere hoogtepunten van deze heuglijke herdenking. De Beirstoppelstraat werd de Cooppallaan en de Technische Scholen St.-Barbara werden omgedoopt tot het Technisch Instituut Scheppers.
Verdere uitbreiding
Recruteringmoeilijkheden in de afdeling Schoenmakerij noopten tot de geleidelijke opheffing vanaf 1968. De vier leerjaren schoenmakerij werden in 1969 vervangen door een specialisatiejaar Automechanica A3 en de afdeling Lood en Zink, op het niveau hoger secundair beroep, als eerste in België.
In januari 1974 werd de eerste steen gelegd van het complex aan de Stooktestraat. Hier werden gebouwd voor studie en sport : een werkhuis voor de specialisatie Automechanica, een klas voor de theoretische lessen, een practicum pneumatica en een grote sportzaal.
Wat niemand verwachtte, laat staan verhoopte, de schoolbevolking bleef stijgen - tot 947 in 1978 - zodat nog eens aan nieuwbouw moest gedacht worden. In september 1978 was de laatste bouwwerf opgebroken: een tweede verdieping boven de bouw van 1926 werd in gebruik genomen als labo Elektronica, een tekenzaal en een klaslokaal. De leraars konden ondertussen hun intrek nemen in een gezellig en aangepast leraarslokaal, al moest daarvoor de wintertuin opgeofferd worden.
Kleuters en meisjes
Per 1 september 1967 werd de Jongens- en Meisjesschool van Gransvelde (Kerkwegel) bij officiële akte overgemaakt aan St.-Barbara. Het aantal leerlingen overschreed de kaap van de 300 en de heer Galle werd directeur zonder klas.
Voor het eerst telde het geheel van onze scholen meer dan 1.000 leerlingen en deden de kleuters hun intrede op de Cooppallaan en werd de lagere school toegankelijk gesteld voor meisjes.
In 1969 werd een slaapzaal van de internen omgebouwd tot drie klassen voor de lagere school, die de lokalen van het technisch instituut verliet, waar de nood aan lokalen even groot was.
Het internaat werd in 1970 erkend als internaat voor kinderen, wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben, (officiële benaming). Eerste internaatsbeheerder was broeder David Van de Leur, die in 1913 in St.-Pieters fungeerde en in 1966 terug naar Wetteren kwam na een langdurig verblijf in Canada.
In 1973 kwam de fusie van de gemeentescholen van Kapellendries en Ten-Ede met St.-Barbara. Ondertussen werd de lagere school uitgebreid met zes klassen op de eerste verdieping. Dit was een primeur voor Wetteren: er werd gebouwd met het Waarborgfonds van de Staat.
Eerste-steenlegging nieuwbouw
Door de gestage groei van het leerlingenaantal komt het Scheppers- instituut in Wetteren regelmatig in lokalennood. Daarom werd het gebou- wencomplex voortdurend uitgebreid. In 2008 was er weer nood aan bijkomende lokalen. Deze keer heeft het instituut een uniek project opgestart. Het Scheppersinstituut zet met eigen leerlingen en leerkrachten een nieuwbouw recht van 19 klaslokalen en een eetzaal. Ook de verdere afwerking gebeurt door de leerlingen en hun leerkrachten. Er komt geen aannemer aan te pas. De architect is de enige buitenstaander.
Over twee jaar zou de nieuwbouw gebruiksklaar moeten zijn. Aan de huidige leerlingen zal het zeker niet liggen, want die zijn zo gemotiveerd dat ze zelfs op vrije woensdagnamiddagen op hun bouwwerf bezig zijn. De leerlingen doen op deze eigen bouwwerf een rijke ervaring op. Echt werkplek-leren
Op zaterdag 10 mei werd, in aanwezigheid van Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke, symbolisch de eerste steen gelegd van deze nieuwbouw eerste graad.
Onder een stralende lentezon vond het gebeuren plaats in aanwezigheid van directie, leerkrachten, leerlingen en ouders van 6BO en vele genodigden.
De voormiddag bestond uit een academische zitting rond werkplek-leren, gevolgd door de symbolische eerste-steenlegging en werd afgesloten met een receptie, verzorgd door de leerlingen van Mariagaard.
De VTM-nieuwsdienst was ter plaatse.
Bronnen : SCHEPPERS – WETTEREN –– 100 JAAR –– 1879 – 1979 en 125 JAAR SCHEPPERS