In 1851 openden Victor Scheppers en zijn broedercongregatie een kostschool aan de Melaan in Mechelen in België. Het werd het bekende Scheppersinstituut dat toen Pensionnat Saint Vincent de Paul heette.
Pensionnat Saint Vincent de Paul
Tot 1844 verblijven de Broeders van O.-L.-V. van Barmhartigheid in hun eerste klooster in de Begijnenstraat. Dat jaar vertrekken de broeders naar het verbouwde klooster aan de Melaan. In 1845 stichtte Victor Scheppers er een kosteloze dagschool.
Nadat de dagschool in 1849 naar het Olivetenhof was overgebracht, kwam er aan de Melaan ruimte vrij voor een nieuw initiatief : Victor Scheppers wilde er een weeshuis oprichten. Ook wenste hij er jongens in op te nemen die uit het bewaringshuis van St.-Hubert waren ontslagen. Het weeshuis kwam er niet omdat het stadsbestuur van Mechelen zelf een weeshuis oprichtte.
In de loop van het schooljaar 1851-1852 werd gekozen voor een kostschool aan de Melaan , waarvoor in maart 1852 een prospectus werd opgesteld en verspreid. Het werd het bekende Scheppersinstituut dat toen Pensionnat Saint Vincent de Paul heette. In 1871 telde het 300 interne leerlingen. Brieven van oud-leerlingen uit die tijd getuigen van hun grote waardering voor hun Eerwaarde Vader zoals ze de stichter van hun school noemden.
Snelle uitbreiding
De gestadige groei van het aantal internen stelde de broeders herhaaldelijk voor uitbreidingsproblemen. Plannen en verbouwen gebeurde onder leiding van Broeder Vincentius.
Op 12 februari 1852 verwierf de congregatie een gedeelte van het in 1501 ingehuldigde klooster van de Arme Klaren, dat door de Fransen was vernield in 1794. Door aankoop van aan dit goed grenzende panden, werden nieuwe uitbreidingen mogelijk langs de Melaan en in de Thaborstraat.
Ook de volgende jaren werden nog gebouwen in de Thaborstraat verworven. In 1855 verkocht de stad Mechelen die panden waarin van 1675 tot 1808 een begijnenschool was ondergebracht en die daarna uiteenlopende bestemmingen kregen. In 1857 stond de stad de eigendom af van een riviertje dat van oost naar west over de grote speelplaats liep.
Ondanks het in het eerste decennium van de kostschool sterk groeiende leerlingenaantal waren de jonge kostgangers volgens de normen van die tijd goed en gezond gehuisvest. Een nieuw gebouw in 1858 opgetrokken aan de Thaborstraat, met klassen op de gelijkvloerse verdieping, een slaapzaal Sint-Victor op de eerste verdieping en op de zolder een ruimte voor de koffers, verhoogde nog het verblijfscomfort.
Kostschool is een dorp
Waar enkele honderden leerlingen maandenlang verbleven, was er uiteraard een bedrijvigheid van jewelste: groenten kweken, koken, wassen, schoenen en klederen verstellen, haarkappen... Een 19deeeuwse kostschool leek wel een dorp op zich.
De broeders hielden varkens en hadden een koe. Het onderhoud van de gebouwen, het opmaken van de bedden, de verzorging van zieken: het waren zovele taken die door de broeders of door knechten, vaak ex-gedetineerden, werden verricht.
Uiteraard moest er in de kostschool naast het onderwijs en de vele vrome praktijken en godsdienstige oefeningen, ook plaats zijn voor ontspanning: spelen, zingen, wandelen, toneel...
Museum
Paradepaardje van de instelling was het museum. Broeder Vincentius startte de uitbouw van dit rariteitenkabinet vanaf de eerste dag van de kostschool. Op 18 oktober 1851 vroeg hij aan de collega's in Vilvoorde muntstukken te verzamelen.
Vooral de broeders in het buitenland waren leveranciers van extravagante objecten, Op het eind van de jaren 1850 was een pantoffel van de paus een van de gegeerde objecten.
Het museum werd in de volgende decennia verder uitgebouwd. Ook oud-leerlingen die in het buitenland studie- of handelsreizen maakten, droegen een steentje bij tot de uitbreiding van de verzameling met exotische voorwerpen.
Hoog bezoek
In vele brieven van Broeder Vincentius klonken fierheid en dankbaarheid door wanneer hij de ontwikkelingen in de kostschool beschreef. Bezoeken en lovende woorden van hoogwaardigheidsbekleders werden telkens met fierheid en ook wel eens met humor in de brieven vermeld.
Een vaak geziene hoge gast was kardinaal Sterckx. Minstens tweemaal per jaar was de kerkvorst te gast aan de Melaan : eenmaal voor de plechtigheid van eerste communie en vormsel en een tweede maal voor de prijsuitdeling. Kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders werden vaak in de school uitgenodigd en vooral vicarissen vereerden de plechtigheden met hun aanwezigheid.
Un pensionnat pour environ 300 enfants ...
Toen broeder Vincentius, na een korte ziekte, op 18 september 1871 overleed, liet hij een grote school achter. Hij had ze niet alleen als directeur geleid, maar had er ook zijn kennis en ervaring als ambachtsman in gestoken.
Zijn opvolgers zagen het instituut groeien. In het ruime onderwijsaanbod van de congregatie heette de kostschool in de driejaarlijkse rapporten steevast un pensionnat pour environ 300 enfants de la bourgeoisie
Eigen opvoedings-en onderwijsconcept
Het Pensionnat Saint Vincent de Paul begon in 1851 wat aarzelend als een kleine kostschool met een nauwelijks afgelijnde doelgroep en onderwijsinhoud en -finaliteit. Vanuit de praktijk groeide al vlug een eigen opvoedings-en onderwijsconcept waarin een religieuze opvoeding en levensoriëntatie, naast tucht en discipline centraal stonden.
Een hartelijke en directe stijl kenmerkte de pedagogische aanpak die was gebaseerd op vertrouwen en een welhaast familiale sfeer. Met veel praktische zin trachtte de congregatie ook aansluiting te zoeken bij de nieuwe behoeften van een snel veranderende 19de-eeuwse samenleving. Niet het Latijn en de klassieke cultuur, maar wiskunde en moderne talen zouden de sterke kanten van dat onderwijs worden.
Na hun onderdompeling in een Franstalig onderwijs- en internaatsmilieu waren de jongeren bovendien in staat om hun mannetje te staan in het Franstalige administratieve en economische leven dat ook in Vlaanderen overheersend was.
Oud-leerlingen en school : een sterk span
Nadat in Alsemberg reeds in 1901 onder impuls van de broeder directeur Pascal een oud-leerlingenbond van start was gegaan, kon een bond voor de Mechelse afgestudeerden moeilijk achterwege blijven.
Op 26 juli 1908 organiseerde de oud-leerlingenbond een eerste samen-komst. Ruim 200 oud-leerlingen verzamelden in hun vroegere school voor een plechtige mis, toespraken en een uitgebreid feestmaal.
De eerste algemene vergadering verliep in een enthousiaste sfeer. Het voorstel van het voorlopig comité om tweejaarlijkse samenkomsten te houden, werd afgewimpeld. De oud-leerlingen wilden elk jaar hun tweede vaderhuis weerzien !
Bij de toespraken en heildronken kwam ook broeder Pascal,directeur van Alsemberg en een van de eerste oud-leerlingen van Scheppers, aan het woord. Hij sprak in het Nederlands en gaf ook de reden daarvoor aan: onder Vlamingen moest de Nederlandse taal weerklinken.
Hij kreeg prompt bijval van de Vlaamsgezinde politicus en steenbakkersbaas Emile Van Reeth, die zijn ontroering uitdrukte bij het aanhoren van het Nederlands. De verslaggeving van de eerste samenkomst was echter volledig in het Frans. De volgende jaren veranderde dat. De Nederlandstalige toespraken werden ook in het Nederlands opgenomen.
Daarmee was tot aan de Eerste Wereldoorlog inzake de oud-leerlingen- bond de toon gezet. Zijn samenkomsten waren een feest met 250 à 350 aanwezigen die hulde brachten aan stichter Scheppers, de broeders, de school en aan verdienstelijke oud-leerlingen.
Naast de samenkomsten werden toneel- en zangavonden ingericht, studiebeurzen toegekend en verdienstelijke leerlingen gelauwerd. In de toespraken klonk een militant katholicisme. Al tijdens de eerste samenkomst liet Emile Van Reeth daarover geen twijfel bestaan : la cause catholique a besoin de nous.
In 1912 kreeg het vijfjarig bestaan van de oud-leerlingenbond extra glans door de aanwezigheid van kardinaal Mercier en minister Prosper Poullet. Die laatste hield een polemische toespraak ter verdediging van het katholiek onderwijs.
Privé-school
In de periode tot de Eerste Wereldoorlog hadden de broeders de touwtjes in handen van het onderwijs en het internaatsleven. De kostschool situeerde zich volledig in de privé-sfeer, d.w.z. dat de broeders zonder overheidscontrole of -erkenning diensten aanboden waarvoor ouders kost- en schoolgeld betaalden.
De broeders bouwden hun school uit vanuit de noden die zij in de samenleving zagen en speelden met succes in op de wensen van de ouders. In de lijn van de tijdgeest was de opvoeding doordesemd met een op het christendom gebaseerde levensvisie. In hun contact met de leerlingen creëerden de broeders een sfeer van eenvoud, opgewektheid en kameraadschap.
Middelen in de opvoeding waren toezicht en discipline op elke tijd en op elke plaats, een permanente evaluatie van en wedijver onder de leerlingen, publieke proclamatie van de studieresultaten, een gezonde afwisseling tussen studie en récréations animées, waarbij de broeders meededen aan spel en sport en aan tal van culturele activiteiten als muziek, toneel en lectuur.
Permanente beschikbaarheid
Dat opvoedingssysteem vroeg van de broeders een permanente beschikbaarheid. Hun onbaatzuchtige, onvermoeibare inzet werd herhaaldelijk geprezen.
Kennis en vaardigheden verwierven de meeste broeders in de praktijk. Ervaring, zelfstudie, leren van een oudere broeder, lessen in het juvenaat en het noviciaat waren evenveel wegen om de uitdagingen van opvoeding en onderwijs de baas te kunnen.
Modelinstelling
Terugkijkend op zijn leven en loopbaan schreef broeder Theodoor met veel waardering over Scheppers. Deze grote verdediger van de noodzaak van een eigen normaalschool, die er na de Eerste Wereldoorlog te Alsemberg zou komen, stelde dat het gebrek aan opleiding zich in vele instellingen van de congregatie liet gevoelen... maar, niet in Scheppers.
In de beeldvorming van de congregatie was Scheppers een modelinstelling, beantwoordend aan de eisen en verwachtingen van ouders en leerlingen, met bekwame lesgevers en... vrijwel elk jaar meer gegadigden dan de kostschool kon herbergen.
Schooldirecteur en kloosteroverste
Van bij de oprichting van de Sint-Vincentiuskostschool tot in het recente verleden was het de regel dat het directeurschap van de school werd waargenomen door de overste van het Mechelse huis dat bovendien als moederhuis fungeerde. Dat betekende dat de directie van de school en het bestuur van de gemeenschap van de broeders sterk met elkaar waren vervlochten.
Na het lange directeurschap van broeder Vincentius, van 1851 tot aan zijn dood in 1871, volgden de directeurs elkaar snel op. Dat had o.a. te maken met de toegenomen activiteiten van de congregatie en de besluiten van de algemene overste om broeders met ervaring en organisatietalent na enkele jaren in andere huizen in te zetten.
Een nieuw gebouw voor een nieuwe eeuw
Op de drempel van de 20ste eeuw maakte de kostschool zich op voor een nieuw tijdperk. Een nieuw gebouw moest de eigentijdse uitdrukking worden van haar levenskracht en visie. Architect Jozef Rooms(1871-1929) tekende voor de plannen.
Op 1 mei 1901 gaf het schepencollege van Mechelen de toestemming de vliet die dwars over de terreinen liep te overbruggen. Een aantal oude constructies werd gesloopt om plaats te maken voor een gestroomlijnd gebouw in rode en witte baksteen met grote traphal, een feestzaal met gaanderij, ruime zalen voor een museum, een tekenzaal, een fysicalokaal, meerdere slaapzalen toegewijd aan engelen en heiligen en in de kelder een wasplaats en een lokaal om de schoenen te poetsen.
De voorzitter van de oud-leerlingenbond, F. Giele, noemde de gebouwen en vooral de feestzaal die in 1902 werden opgericht parmi les plus belles constructions similaires de Belgique.
Schoonheidsfoutje
De eerste jaren na de ingebruikname van de nieuwbouw in 1902 werden ook de zijvleugels vernieuwd en aangepast. Met een functioneel bouwwerk en bomen op de speelplaats kreeg de kostschool een eigentijds uitzicht.
Toch bleek ze een schoonheidsfoutje te vertonen : de bouwheren waren vergeten in de nabijheid van de slaapzalen toiletten te voorzien! Die werden nadien, als een zuil. tegen het gebouw aangemetseld. Ze werden later verwijderd.
Het nieuwe gebouw zat ook verborgen achter de 19de-eeuwse kloostermuur, die eveneens op renovatie wachtte. In 1906 oordeelde de overste dat het Scheppersinstituut, na nieuwbouw en verbouwingen, weliswaar een imposant en schitterend geheel was, gebouwd en met voorzieningen volgens de regels van de kunst, maar... dat een nieuwe façade langs de Melaan en een nieuwe kapel broodnodig waren.
Gedroomde gebouw... dat er nooit kwam
In 1913 werden aanpassingen en verbouwingen van de voorgevel in het vooruitzicht gesteld. Plannen werden gemaakt om de gebouwen langs de Melaan te vernieuwen. Gekozen werd voor een neogotisch gebouw dat zou harmoniëren met de, nu nog bestaande, kapel.
De plannen werden getekend door Edmond Feel. Toen in 1914 de aannemer al een gedeelte van het materiaal had geleverd en de werken een aanvang konden nemen, beschikte de grote oorlog daar echter anders over.
Na 1918 werden de plannen verlaten... hoewel de aannemer slechts de helft van zijn materieel kon recupereren. De reeds gedrukte prentkaarten getuigen van het gedroomde gebouw... dat er evenwel nooit kwam.
Een school in oorlogstijd
Het schooljaar 1914-1915 werd het meest getekend door de oorlog. Door het bombardement op Mechelen op 8 oktober moest de kostschool sluiten; eind oktober zou het leven aan de Melaan weer hernemen.
Onder de Duitse bezetting kon er op beperkte schaal onderwijs worden verstrekt. Omdat de Sint-Romboutskathedraal tijdelijk niet voor de religieuze diensten kon worden gebruikt, werd de kapel van de kostschool als parochiekerk ingeschakeld.
Oorlogsgedenkteken
In 1920 werd, bij de inhuldiging van de gedenkplaat voor de gesneuvelde oud-leerlingen, een huldecantate uitgevoerd. Ze werd nadien herhaaldelijk opnieuw gebracht, o.a. in 1927 bij de viering van het 75-jarig jubileum van de school en in 1952, bij het 100-jarig bestaan en de vieringen bij gelegenheid van de overbrenging van het stoffelijk overschot van Scheppers naar Mechelen en de inhuldiging van de grafkapel.
Een van de liederen uit de cantate groeide uit tot het Schepperslied, het lijflied van leerlingen en vooral van de oud-leerlingen. Het lied drukt dankbaarheid uit en heimwee naar de plek waar de lucht vol zomerzonen zangen hing, waar de jonge geesten gevoed, gevormd, gedrild werden en er voor kleine en grote smarten steeds een open hart tot schuiling en tot schild was... of hoe de herinnering aan de jeugdperiode een glans krijgt en zelfs negatieve ervaringen verwerkt en gerationaliseerd worden!
SCHEPPERSLIED
Aan U mijn hart, mijn groet, mijn lied,
0 Scheppers' goede stede,
0 zonnig sticht, 0 trouwe woon,
Waar al te vlug onze jonkheid vervloog,
Nog glanst uw licht ons in 't oog elke schrede,
En dankbaar houden de harten U hoog!
Hier hing de lucht vol zomerzon en zangen,
Werd onze geest gevoed, gevormd, gedrild,
Hier vond ons hart voor 't leuterig verlangen
Een open hart tot schuiling en tot schild.
Verlokkend loeg de toekomst aan in 't leven,
We stapten toe, vol stouten moed en vreugd.
Gij hoedt ons nog, en zult hem nooit begeven,
Dien Gij ten strijd gestaald hebt in zijn jeugd.
De storm steekt op en raast rondom de zielen,l
Elk sta te weer, wie vreest wordt overmand;
De vijand wil Geloof en Deugd vernielen,
Maar, helpe God,we staan en houden stand.
Dit steunt en sterkt: hoog boven bosch en daken,
Glanst in den strijd den zegen toe van 't Kruis,
En immer wenkt, 0 Scheppers, als een baken,
Uw troostend licht in de open poort van 't huis.
Geen onzer zal dit heerlijk Sticht vergeten,
Noch al het heil dat hier ons hart ontving.
En ieder wil aldoor U dankbaar heeten,
En dank is meer dan zoete herinnering.
Behoede U God,en blijf door alle tijden
Een stalen steun voor Kerk en Vaderland.
Mocht steeds de daad der ouden U verblijden;
We zweren trouw en doen ons woord gestand!
Vernederlandsing
Na de Eerste Wereldoorlog zou het Institut Scheppers zich ontdoen van zijn Franstalig en burgerlijk cocon en zich aanpassen aan de nieuwe tijden. De vernederlandsing was een van de eerste uitdagingen waarvoor het instituut zich geplaatst zag. Daaraan gekoppeld ontplooiden zich ook nieuwe perspectieven.
In de eerste helft van de 20ste eeuw zou de school groeien van een Franstalige privé-kostschool los van enige overheidscontrole, naar een Nederlandstalige moderne humaniora, die door de overheid gehomologeerde getuigschriften afleverde en die voor haar leerlingen de poorten naar het hoger onderwijs opende.
De zes leerjaren van de voorbereidende afdeling kregen in de jaren 1950 de benaming van wat ze in feite waren: een lagere school.
Schoolleven tijdens wereldoorlog II
Eind 1939 lieten de oorlogsomstandigheden zich al voelen in het schoolleven. Enkele broeders werden gemobiliseerd, zodat de organisatie van het kostschoolleven werd bemoeilijkt. Toen Duitsland op 10 mei 1940 België binnenviel, werd het verlof voor Pinksteren (12 mei) met één dag vervroegd.
Iedereen verliet het instituut. Enkele broeders en de aalmoezenier vluchtten naar Frankrijk. Directeur Basiel en enkele broeders bleven in Mechelen. Op 19 mei om 23.00 uur kwamen Duitse soldaten het instituut binnen. Ze palmden één van de slaapzalen in en wensten ook de waszaal van de leerlingen te gebruiken. Volgens de directeur gedroegen zij zich perfect en had hij helemaal niet te klagen over hun gedrag.
Op4 juni hernamen de lessen met een vijftigtal externen en op 24 juni volgden 145 internen. Het schooljaar werd verlengd tot eind juli. Op 2 september zou het nieuwe schooljaar aanvatten. Ondertussen keerden de broeders terug van hun vlucht en hervatten de lessen.
Op 30 september ontruimden de Duitsers de lokalen. Behield het leven in het instituut nagenoeg zijn gewone ritme, dan werd het eind 1943 en in het eerste halfjaar van 1944 danig gestoord. Begin december 1943 kreeg de directeur de opdracht het instituut te ontruimen om 500 terugtrekkende Duitse soldaten gedurende enkele dagen een onderkomen te bezorgen.
Nadat de leerlingen naar huis waren gestuurd, de lokalen volgens de instructies van de Duitsers in gereedheid waren gebracht en de broeders onder leiding van onderdirecteur Omer gedurende 24 uur hadden gewerkt, kwam het bericht... dat geen gebruik zou worden gemaakt van de ruimten. Begin januari konden de lessen met ongeveer 400 leerlingen hernemen.
In april sloeg het oorlogsgeweld echter opnieuw toe. Op19 april, 22 april en 1 mei werd Mechelen gebombardeerd. Er was veel schade; bij het derde bombardement bleef het instituut - als bij mirakel schreef de directeur - gespaard.
Op 10 mei namen de Duitsers bezit van de lokalen. De lessen werden ondertussen gegeven in de Sint-Jansschool. Elke dag kwamen 100 tot 200 burgers in de school een schuilplaats zoeken. In het begin van de meidagen werd in de tot schuilplaats omgebouwde wasplaats zelfs een kind geboren!
Op 4 september werd Mechelen bevrijd en tegen het einde van die maand kon een nieuw schooljaar beginnen. Van de Engelse soldaten, die een gedeelte van het gebouw in gebruik hadden, beweerde de directeur niet al te veel last te hebben.
Exit internaat
In september 1967 werden 80 kamertjes in gebruik genomen door de jongens van de hoogste klassen. De school was toen fier over haar internaat. Van de ruim 1000 leerlingen waren er een driehonderdtal internen. Sedertdien is hun aantal jaar na jaar gedaald.
In 1988 werd besloten het internaat geleidelijk helemaal af te bouwen. De school kon de kamertjes als klaslokalen gebruiken. Een ruim honderdjarige traditie verdween. Op de vierde verdieping langs de Melaan herinneren vooral de rij kleine radiatoren nog aan de luxe van individuele verwarming, geïnstalleerd in de jaren 1960 om het internaatsleven aan de toenmalige eisen aan te passen.
Metamorfose
De school groeide van maximaal een 400-tal leerlingen tot ruim 400 leerlingen in het lager en kleuteronderwijs en ongeveer 800 leerlingen in het secundair. Van internaat met enkele externen werd zij een volledig externaat. De jongensschool werd een gemengde school en zag haar lerarenkorps en haar bevolking steeds meer vervrouwelijken.
Vanaf het begin van de 20ste eeuw was er . in de omgeving van de Melaan wel veel verbouwd en aangepast, maar voor nieuwbouw was er geen geld. De school was een amalgaam van klassen en lokalen die vaak voorlopig werden ingericht om een nijpend gebrek aan ruimte op te vangen, maar soms jaren als noodoplossing bleven bestaan.
De nood aan klaslokalen werd gedeeltelijk gelenigd toen het instituut in 1964 de vroegere lokalen van de O.-L.-Vrouwschool overnam. Het dalend aantal internen maakte ook de ombouw van slaapzalen tot klaslokalen mogelijk. Toch worstelde de school permanent met gebrek aan ruimte.
Bovendien wachtte de 19de-eeuwse kloostergevel aan de Melaan al van in 1914 op afbraak en nieuwbouw. Omstreeks 1960 konden eindelijk enkele nieuwe aankopen worden gedaan die enige uitbreiding langs de Molenstraat (huidige Thaborstraat) mogelijk maakten. Daar werden zes klassen gebouwd.
Nieuwe plannen voor uitbreiding en nieuwbouw langs de Melaan konden eveneens worden gerealiseerd. Ditmaal primeerden niet de neogotiek of andere architecturale voorkeuren, maar wel functionaliteit, soberheid en gewapend beton.
Het grootse bouwproject resulteerde in dertien klaslokalen, twee laboratoria, een turnzaal, een cultureel centrum, een auditorium, bureaus, een ontvangsthal en studeer- en slaapkamers. Ook aan feestelijkheden en aan samenkomsten met oud-leerlingen was in het nieuwe gebouw aandacht besteed.
Voortdurend bouwen
Het groeiend leerlingenaantal stelde de school al vlug voor nieuwe ruimteproblemen en creëerde nieuwe behoeften: een documentatiecentrum, hobbylokalen en vooral een grote sporthal. Steeds lagen de broeders op vinkenslag om een huis of een magazijn dat in de buurt vrij kwam, aan te kopen.
Gebrek aan klas-, speel- en leefruimte voor de jeugd vormt een rode draad doorheen de Scheppersgeschiedenis. De zoektocht naar klaslokalen, slaapzalen, leefruimten en speelvelden was een bestendige bekommernis van elke directeur, van broeder Vincentius in 1851 tot directeur Vercauteren in 2001.
Ook in de schooljaren 2000-2001 en 2001-2002 was het Scheppersinstituut deels een bouwwerf. Het oude gebouw, dwars over de speelplaats opgetrokken in de 19de eeuw, werd afgebroken. De keukenmuren dreunden en vensters sneuvelden, maar het schoolleven ging gewoon door.
Even werd de speelplaats groter dan ooit en was de gevel van het honderd jaar oude gebouw in zijn gehele breedte zichtbaar. Een nieuwbouw belemmert nu opnieuw de aanblik van de open ruimte op de speelplaats. Nieuwe klassen wachten op nieuwe generaties leerlingen.
Sterrenwacht
Niet alleen Frank Deboosere, maar vele medeleerlingen konden dankzij het observatorium hun interesse voor weer- en sterrenkunde uitleven in hun middelbare school. De sterrenwacht werd gebouwd door de broeders Robert en Timothée boven de trapzaal in het gebouw van 1902. Daartoe werden de muren van het balkonnetje op de hoogste verdieping opgetrokken en met een koepelvormig dak gedicht. Broeder Robert, wiskunde- en chemieleraar, ontwierp het concept voor het geheel. Broeder Timothée van zijn kant stak vele uren werk in de koepel en de vervaardiging van de apparatuur.
De interesse voor de astronomie werd al in de jaren 1930 in de school gecultiveerd. Toen de Duitsers op het einde van de oorlog het balkonnetje als uitkijkpost gebruikten, groeide de idee een bestendige sterrenwacht te bouwen. Leraars en geïnteresseerde leerlingen vormden clubs waarin ze hun hobby konden beoefenen.
In de jaren 1970 was de club Pallas actief, met Frank Deboosere als voorzitter en draaischijf. In het begin van de jaren 1980 werd Orion gesticht. De vereniging komt nog regelmatig samen in de sterrenwacht.
Bruisend schoolleven
In het Scheppersinstituut bleef er veel ruimte voor sportdagen, hobbytentoonstellingen, voordrachtwedstrijden, een cross, een grootouderfeest, een culturele week, meerdaagse vakantie-uitstappen enz. Buiten de programma's en lessen was en is er zoveel meer.
Een idee dat enkele medestanders vindt, kan er vlug vorm krijgen: een toneel, een quiz, een musical of een eetfestijn om ouders en sympathisanten dichter bij de school te brengen. Maar ook voor technische aanpassingen, zoals de inrichting van een natuurhistorisch museum of een laboratorium voor scheikunde of fysica staken leerlingen en leraars samen de handen uit de mouwen.
Op het internet
In de jaren 1980 werd koortsachtig gewerkt om de computer te introduceren in het onderwijs en de secretariaatswerking. In 1997 kreeg Scheppers-Mechelen een plaatsje op het World Wide Web. Computervrees is bij de leraars en leerlingen van zowel het lager als het secundair onderwijs onbekend. Tijdens de middagpauze wordt de computerklas druk bezocht.
Bouwen aan een specifieke schoolcultuur waarin jongeren graag leren, graag samen leven en genieten van feesten, lijkt in elk geval een constante in de Schepperstraditie. Wie de schoolkalender van de jongste jaren doorneemt, kan niet anders dan dat bevestigen.
150 JAAR JONG
In 2002 vierde het Mechelse Scheppersinstituut zijn 150-jarig jubileum met o.m. de uitgave van SCHEPPERS, ONZE SCHOOL door An Hermans. Het is uit deze bron dat het meeste van het voorgaande werd overgenomen.
In 2018 telt het Scheppersinstituut 144 personeelsleden en 1311 leerlingen of 197 kleuters, 324 leerlingen in de lagere school en 790 in de secundaire afdeling.
Bron : SCHEPPERS, ONZE SCHOOL door An Hermans en gedrukt in 2002.