Broeders van O.-L.-V. Van Barmhartigheid

Na Scheppers' overlijden verminderde de aandacht voor zijn persoon allerminst. De oud-leerlingen, ongetwijfeld met goedvinden en ondersteuning van de congregatie, vereeuwigden hem in een marmeren beeld.

Eerbiedige bewaring

Voormalige grafkapel van Victor Scheppers

De broeders stimuleerden bovendien een klimaat van eerbiedige bewaring van alles wat aan de stichter kon herinneren. Brieven en voorwerpen, ook die uit het ouderlijk huis of het woonhuis van de stichter, werden zorgvuldig bijgehouden.
Bij verjaardagen van de congregatie, samenkomsten van oud-leerlingen en schoolfeesten waren referenties naar de stichter nooit ver weg. De hoop op een zaligverklaring zette die ijver nog kracht bij.

Gedicht ter ere van Scheppers

Alice Nahon

Ook in de 20ste eeuw waren er enkele vieringen. De Vlaamse dichteres Alice Nahon(1896-1933), die in de jaren 1920 een grote populariteit genoot, schreef een gedicht ter ere van Scheppers ter gelegenheid van het 75-jarige bestaan van het Scheppersinstituut in 1927.
Een aantal omstandigheden verklaart waarom deze jonge dichteres betrokken was bij de eeuwfeestviering. Zo was Alice Nahon na een periode van omzwervingen eind 1926 als bibliothecaresse benoemd in de stedelijke bibliotheek te Mechelen.
Zij bewoog er zich in het literaire milieu, waarin ook enkele broeders en oud-leerlingen  - o.a. broeder Abel Joosten (pseudoniem Albe) -  actief waren.  

HONOR DEO, LABOR MIHI, UTILITAS PROXIMO

(Levensspreuk van Monseigneur Scheppers.)

 

Laat mij door donkren grond
Van menschenharten ruw en teer
Sturen den blinke-ploeg van mijn geestdrift, Heer!
En door de scherpe, trage eg van wijs beleid
Breken de klonters, dat de akker open leit
Effen, gereed voor zachten val van zaad,
Dat uit mijn droom en mijn twee handen gaat
Als poovre korrels, maar van kiemkracht groot.
Heer, maak mij zaaier op de velden van den nood !

En is de zaaimand om, die stil-mystieke tijd,
Laat er geen korrelken ontheven en verspreid,
Heer, op der winden wisperturigheid...
Die speelt er mee en gaat ijl-zingend heen
En strooit mijn zaaisel op sterielen steen.

Ik zie den landman zwoegen, spaar mij geenen last!
Hij welt met zwaren rol zijn zaden vast.
Heer, leg ook op mijn pand de zaden stil,
Geef mij d'arduinen welle van een sterken wil.

De zege rust op U! De arbeid is voor mij.
En 'lijk ik U bemin in ieder blij getij,
Moet àl gebaar van moeheid en van pijn
Een harmonieuze groet.
Naar Uwe glorie zijn.

Maar als voor Baafmistijd de oogst is ingehaald
En heb ik 't arbeidsloon met eigen kracht betaald,
Zend dan naar mijne erven,
Met duizend korven uit, uw zingend' englenschaar;
Laat ze ter menschheid dragen
Den oogst van gansch het jaar.

De fruiten van erbarmen
Over der zielen strak-gespannen nood;
De volle, blonde garven
Voor liefde's dagelijksch brood.

Op 't koortsigewoelen der wroeters .
Zoekend naar God, naar vrêe, van West naar Oost,
Heer, laat uw engelen persen
Over hun dorst
De druiven van mijn troost.

Over die zwak zijn en vielen,
Door U zoozeer bemind,
Door menschen vaak gehaat,
Laat uwe schoonste rei van serafijnen strooien
Van mijn mild oordeel 't zonnebloemenzaad.

En keert Gods lesten engel met leege korven weer,
Voorbij mijn naakte schuren, op reis naar Lieven Heer,
Dan zal ik voor zijn oogen ontroerd staan als een kind
En sprakeloos van danke, knielend in 't wegelgrint,
Plots leggen in de korven mijn hart, als leste fruit:
't Is berstens-rijp van liefde. Draag het mijn boomgaard uit.

Breekt er dan uit mijn oogen
Zaligheidzware traan op traan...
Mijn God, kom Gij ze drogen,
Dat door geen hoovaardij dees weelde zij belogen
En laat mij ingetogen
Mee met Uw engel gaan.

Bron : SCHEPPERS, ONZE SCHOOL door An Hermans en gedrukt in 2002